Ondanks recente berichtgevingen over het dichtdraaien van de subsidiekraan door de verschillende overheden, behoren Belgische middenveldorganisaties nog steeds tot de meest gesubsidieerde organisaties in Europa. Verzuchting blijven de vele regels, procedures en voorwaarden gekoppeld aan deze subsidies. Er zijn vele toekennings-, aanwendings- en evaluatiecriteria, die mogelijks een sturend effect op het functioneren en de politieke activiteiten van het Belgisch middenveld. Deze conclusies volgen uit onderzoek in samenwerking met Frederik Heylen.
In totaal werden 727 organisaties bevraagd; waaronder ngo’s, bedrijfsassociaties, beroepsorganisaties, vrouwenbewegingen en sportfederaties. Verder werden 37 subsidiewetten en -decreten op hun inhoud geanalyseerd. Daar waar de federale overheid vooral aanstuurt op een belangenbehartiging gericht op alle overheidsniveaus, zetten de Vlaamse en Franstalige/Waalse overheden sterker in op een exclusieve focus.
Subsidie-infuus?
Van alle bevraagde middenveldorganisaties krijgen er 64 procent overheidssubsidies, en gemiddeld genomen beslagen deze subsidies 37 procent van hun totale budget. Belgische organisaties behoren hiermee tot de absolute top in Europa voor het vergaren van subsidies. Ter vergelijking: in Nederland, dat ook een sterk uitgebouwd middenveld kent, hebben organisaties gemiddeld 19 procent aan subsidies in hun budget, dat is bijna de helft minder. Dit illustreert de grote rol van Belgische overheidssteun voor het dagdagelijkse functioneren van deze organisaties.
Vele organisaties vergaren dan ook subsidies van verschillende overheidsniveaus. Onze bevindingen tonen aan dat vooral Nederlandstalige en Franstalige organisaties afhankelijker zijn van subsidies dan federale organisaties. En dat geldt zowel voor deelstatelijke als federale overheidssteun. Eerder onderzoek wees al uit dat organisaties die in grotere mate subsidie-afhankelijk zijn, ook een grotere bestaansonzekerheid kennen. Nu vonden we ook een sturend effect dat subsidiebeleid op de politieke activiteiten van het Belgisch middenveld heeft.
Geen blanco cheques
De mate waarin overheden toekennings-, aanwendings- en evaluatiecriteria verbinden aan subsidies is in sterke mate bepaald door de bevoegdheidsverdeling. Het is evident dat als overheden subsidies verstrekken in beleidsdomeinen waarin ze grote sommen kunnen verdelen, ze hieraan regels verbinden. Enkele voorbeelden van federale subsidiecriteria zijn ‘een regelmatige politieke dialoog voeren’ of ‘samenwerken met zowel Nederlands- als Franstalige organisaties’, terwijl we in Vlaanderen en Wallonië criteria vinden zoals ‘de relevantie van het eigen taalgebied benadrukken’. Regels beperken zich dus niet enkel tot technische managementcriteria, maar behelzen eveneens politieke activiteiten. Onze resultaten tonen aan dat subsidiebeleid daardoor ook impact kan hebben op de intensiteit waarmee middenveldorganisaties directe contacten onderhouden met beleidsmakers.
Regelgeven om te bestaan
Zowel de federale, Vlaamse en Franstalige/Waalse overheden gebruiken actief subsidieregelgeving om het middenveld vorm te geven. Een levendig middenveld draagt dan ook bij tot het bestendigen van het eigen politieke niveau. Dit heeft tot gevolg dat de deelstaten zoveel mogelijk organisaties willen oriënteren naar hun eigen beleidsprioriteiten, weg van het federale niveau. Wanneer organisaties dan in sterke mate afhankelijk zijn van deelstatelijke subsidies kan dit potentieel leiden tot een afbreuk van de representatie van de ledenbelangen op het federale niveau. Het zijn dan ook organisaties actief op beleidsthema’s zoals gender of welzijn waarvoor meerdere overheden bevoegd zijn, die het meest kwetsbaar zijn. Hoewel we kunnen bevestigen dat geen enkele overheid de kritische rol van het middenveld betwist, blijft de vraag of de vele regels, procedures en voorwaarden de democratische rol van het middenveld niet onder druk zetten.